Sophie van Dijken (1987) werkt met fotografie, zowel met als zonder camera. Een belangrijk deel van haar werk bestaat uit unieke analoge fotogrammen: beelden die ontstaan wanneer ze lichtgevoelig papier mee naar buiten neemt. Het materiaal gaat een interactie aan met wind, licht en regen; het landschap en wat daarin leeft – bladeren, een vogelnest, een dier – laat sporen achter op het papier. Elk werk is een eenmalige afdruk, gevormd door tijd, toeval en wat in het landschap leeft.
Ook in haar camera-gebaseerde werk blijft die aandacht voor tijd, toeval en plaats voelbaar, en speelt het landschap een actieve rol. Elk beeld ontstaat traag, in een proces waarin controle wordt losgelaten ten gunste van samenspel en toeval. Haar werk gaat over opnieuw leren luisteren naar wat ons omringt — niet om het te verklaren of te beheersen, maar om het te ervaren als iets waarin we verweven zijn. De natuur is daarin geen decor, maar een handelende kracht met eigen stem.